

Niet alles is zwart-wit, ook al voelt het soms zo. Twee broers bekeken moeder met verschillende ogen. De jongste belde elke dag, behalve die avond. Toen ze een dag later de telefoon niet opnam, belde hij de buren.
Ze hield niet van buren of misschien niet meer zo van mensen. Teleurgesteld door het leven.
Een agent belt mij. Ik was 3 maanden geleden bij je op bezoek geweest. Alles wees erop dat het nog niet jouw tijd zou zijn.
Een mooi gesprek, maar niet heel diep over de uitvaart, want je zou gaan emigreren! In een ander land zou er een andere situatie ontstaan.
En nu liep ik op het gebroken glas, van de ruit die de politie had ingetikt om binnen te komen. Je was overleden. Daar lag je, in de keuken.
Dit zag niemand aankomen. Ik heb in overleg met de zoon kleding voor jou uitgezocht. Zo midden in de nacht heb ik je gewassen, gekleed en in een eenvoudige kist gelegd om naar het uitvaartcentrum te gaan. De volgende dag heb ik jouw beide zoons opgehaald van het station. Ze wonen in het westen.
Zo warm en liefdevol als de jongste zoon was voor zijn moeder, zo koud en steriel de oudste. Later begreep ik wat tot deze houding had geleid.
In ieder geval was hij gekomen om haar voor de laatste keer te ontmoeten. Ook al konden ze er geen woorden meer aan geven samen.
De cirkel was weer rond. Zwart en wit werden grijs en minder hard.