Terug van vakantie
Mooi weer in Nederland, dus we willen eropuit. Met de oude VW-bus, tent, kinderen en hondje, rijden we over de dijk naar de Noord Hollandse kust. Poes Lola past op het huis, voorzien van brokjes en water. Ze is het gewend, ze kan goed voor zichzelf zorgen.
Kamperen op de bonnefooi valt niet mee op de weinige warme dagen van deze zomer. Na tien, vijftien campings zonder plek, begint het al te schemeren en rijden we terug naar het Friese vakantiehuisje van mijn schoonouders.
Dag twee vinden we tóch een plekje, op camping De Wigwam in het bos bij Oudemirdum. Vlakbij, maar we voelen ons ver weg na de lange reis van gister. De nacht is magisch met de vallende sterren. Zachtjes doen we onze wensen.
Terug in Lemmer verdeelt mijn vriend ons samengestelde gezin weer over verschillende huishoudens. Wanneer hij bij zijn huis aankomt, vindt hij poes Lola levenloos op de stoep. Zomaar dood. Geen letsel, niet weggekropen in de struiken. Ze ligt daar maar. Een schok, een raadsel. Hij belt me, de rillingen gaan door mijn lijf. We vinden een doosje, wikkelen de poes in een gehaakt gordijntje.
Papa rijdt naar zijn kinderen. In een golf van verdriet houden ze elkaar lang vast. Verdriet mag er zijn, zo’n lieve poes. Haar raadselachtige dood proberen we zo te laten, al is het moeilijk. We plukken bloemen en graven een diep gat in het bosperceel waar we de vogeltjes altijd voeren. De jongste vindt een mooie zwerfkei. We delen mooie herinneringen en nemen afscheid.
Rustig leggen we de poes in het graf, op een bed van druivenranken. Met tranen in de ogen doen we allemaal een schepje aarde over de poes. We geven haar terug aan de aarde en bedanken voor de tijd samen. De steen en veldboeketjes leggen we op het graf. Rust zacht, lieve Lola.
‘s Avonds zoek ik foto’s waar de poes op staat. Ik zet ze in een mapje. Als het verdriet minder wordt, maken we een mooi filmpje van haar, samen met de kinderen. Nu nog even niet, maar straks.
We gaan je niet vergeten.